Kenmerken patellofemorale gewricht


De vorige keer is de anatomie van het patellofemorale gewricht besproken. Dit keer gaan we in op een aantal belangrijke aspecten van het patellofemorale gewricht, deze aspecten zijn voor de fysiotherapeut belangrijk bij het onderzoeken van een knie met pijn rond de knieschijf.

Q-Hoek

Q-hoekDe Q-hoek is de hoek gevormd door de lijn van de SIAS naar het middelpunt van de patella en de lijn in het verlengde van de patellapees, vanaf het tuberositas tibiae.

Deze hoek geeft een indruk van de angulatie van het femur ten opzichte van de tibia en hiermee de krachten die inwerken op de patella. Bijvoorbeeld in hoeverre de patella naar de laterale zijde van de groeve wordt getrokken. Bij sommige mensen is deze hoek duidelijk aanwezig en draagt bij aan ‘maltracking’ van de patella, oftewel het niet normaal bewegen van de patella in zijn groeve. De Q in Q-hoek komt van quadriceps, dit is omdat de quadriceps elke keer bij een contractie aan de patella trekt. De trekrichting waarin dit gebeurd is dus mede afhankelijk van de Q-hoek. Bij een grotere Q-hoek neigt de patella meer naar de buitenzijde van de knie getrokken te worden.

Maltracking

Er zijn nog meer factoren die bijdragen aan wat hierboven al het ‘maltracking’ van de patella is genoemd.

Een voorbeeld hiervan is het laterale retinaculum. Dit is een dikke brede band van bindweefsel welke aanhecht aan de gehele buitenzijde aan de laterale kant van de patella. Dit bindweefsel trekt de patella naar de buitenzijde.
Aan de mediale zijde van de patella ligt, je raadt het al, het mediale retinaculum. Dit stuk bindweefsel is vaak wat zwakker dan het laterale retinaculum, wat betekent dat het makkelijker uitrekbaar is. Dit retinaculum krijgt hulp van een gedeelte van de vastus medialis spier genoemde de vastus medialis obliquus (VMO).

VMODeze VMO is in feite het lage gedeelte van de vastus medialis die in het vorige bericht besproken is. Mensen met Maltracking van het patellofemorale gewricht hebben vaak een VMO die niet optimaal is voor de werking van dit gewricht. De vezels liggen vaak te verticaal en hechten niet ver genoeg aan beneden de patella. Het gevolg hiervan is dat de VMO niet goed genoeg de kracht waarmee de patella naar de buitenzijde wordt getrokken – door een grote Q-hoek en het stugge laterale retinaculum – tegen te gaan. Dit leidt er toe dat de patella tegen de laterale rand van de trochlae groeve wordt geduwd of in ergere gevallen zelfs uit de groeve.

Tilt

Een ander aspect wat een rol kan spelen is de mate van ‘Tilt’ van de patella. Als je de knie dwars door midden snijdt, lijkt de patella op een driehoek. Het ligt rustig in de trochlae, en is dus niet gekanteld (‘Tilted’) naar 1 kant. Bij sommige patiĆ«nten is dit echter wel het geval, en altijd met de laterale kant naar beneden gekanteld.
Dit fenomeen wordt meestal geassocieerd met een extreem strak laterale retinaculum. Of het strakke retinaculum de oorzaak of het gevolg is van de tilt is nog wel een onderwerp van discussie.

Suprapatellaire ruimte

Een knie kan na een trauma enorm zwellen, door een toename van bloed of gewrichtsvloeistof. Dit komt doordat de gewrichtsholte van de knie enorm groot is. Het beslaat niet alleen de ruimte tussen de botstukken van het onderbeen en bovenbeen. Deze ruimte loopt tot ongeveer de lengte van een halve hand boven de knieschijf. Ruimte genoeg voor ongeveer twee/drie kopjes vocht. De verlenging van de gewrichts holte tot boven de patella wordt de suprapatellaire ruimte genoemd. De functie hiervan is om als een soort smeerolie te werken voor de knieschijf tijdens flexie en extensie.

Tot zover de belangrijkste kenmerken van het patellofemorale gewricht die een rol kunnen spelen bij klachten. De volgende keer hebben we het verder over hoe deze kenmerken invloed uitoefenen op de werking en biomechanica van de knie en een bron van pijnklachten kunnen zijn.

Laat commentaar achter